In het najaar van 1998 werd het de onderzoekers van de vliegramp in de Bijlmermeer duidelijk dat de vragen over de toedracht van de ramp, de lading en gezondheidsaspecten, ondanks alle inspanningen om de goede antwoorden te geven, aanhielden, en niet tot rust kwamen, wat men ook deed, en dat er politieke vooronderzoeken geïnitieerd werden met betrekking tot de mogelijkheid van een parlementaire enquête. Aanvankelijk was men onder de indruk van deze ontwikkeling: een parlementaire enquête is het zwaarste middel in onze parlementaire democratie om een beeld van de werkelijkheid te verkrijgen. Het was een door de Bijlmergemeenschap en sommigen in de media zeer gewenste enquête. Het is niet overdreven om te stellen dat in de Bijlmermeer er door een aantal journalisten en een aantal politici alles aan gedaan is om de enquête georganiseerd te krijgen. Medewerkers van de diverse ministeries tot aan de top zouden onder ede verhoord gaan worden. Ik schets het beeld vanuit de positie van de onderzoekers van het vooronderzoek van de Raad voor de Luchtvaart. Er vond geen vooronderzoek plaats: met een goed vooronderzoek zou de enquête nooit gehouden zijn, gaf Rob Oudkerk in 2022 toe.
Enerzijds was men gespannen, omdat in een politiek proces van waarheidsvinding ook politieke belangen meespelen, en men alle informatie op tafel moet leggen, maar anderzijds was er ook een grote motivatie om aan het proces van waarheidsvinding bij te dragen. De luchtvaart industrie is een bedrijf waarin men hoge eisen aan de kwaliteit en aan documentatie en bewijsvoering stelt en waar dus ook heel veel informatie te vinden is. Een enquête biedt de mogelijkheid om bij te dragen om de werkelijkheid en de feiten aan het licht te brengen: iedereen die bij de RLD had meegewerkt aan het onderzoek bleek uiteindelijk de enquête als een kans te zien inplaats van een bedreiging. Men hield de informatie die van belang was voor de Bijlmerbewoners ook in het oog, ook al denken de Bijlmerbewoners daar zelf misschien anders over.
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat besloot om de medewerkers die bij het onderzoek betrokken waren geweest een training aan te bieden om zich voor te bereiden op een mogelijke uitnodiging van de parlementaire enquête commissie Bijlmerramp. De voorbereiding werd gedaan in groeps- en individuele sessies, die geleid werden door journalist Bob de Ronde en een aantal doorgewinterde journalisten. De deelnemers werden mét en zonder camera’s getraind om antwoorden te geven op een variatie van vragen onder de druk van de toekomstige camera’s en de media: bijvoorbeeld het stellen van 3 vragen in één zin, het omgaan met insinuaties of valse aantijgingen, het doorzien van de elementen van het politieke proces en het mogelijk betrokken zijn bij een media spektakel. Iedereen die uitgenodigd werd, zou niet door de werkgever beschermd worden en zou deelnemen aan de enquête als individu.
Ik herinner mij nog de eerste bijeenkomst met z’n allen, toen het besluit tot de enquête gevallen was. Bob de Ronde vroeg in een kringgesprek: ‘wie van jullie denkt binnenkort een uitnodiging van de parlementaire enquête commissie te ontvangen’? We gingen de kring rond, en toen ik mijn beurt kreeg gaf ik aan dat ik een uitnodiging verwachte omdat ik in hangar 8 werkzaam was geweest toen een aantal verarmd uranium balansgewichten gevonden waren en omdat ik zou kunnen verduidelijken hoe daarmee omgegaan was. Ik was er ten slotte al 7 jaren na het ongevallenonderzoek mee bezig geweest door me in te zetten alle vragen te beantwoorden die met verarmd uranium te maken hadden. Mijn collega Heert Tigchelaar, die senior flight engineering testpilot was, en die baanbrekend werk gedaan had in de operationele subgroep, gaf aan dat hij precies kon uitleggen hoe het vliegtuig was neergestort, en hij zag een uitnodiging van de PEC graag tegemoet. De motivatie was erg hoog om bij te dragen aan de waarheidsvinding.
Toen de uitnodigingen uiteindelijk op de deurmat vielen en we daarover praatten, begon het besef door te dringen dat de Parlementaire Enquête Commissie niet primair geïnteresseerd was in een verheldering van de technische en operationele toedracht van de ramp, waar veel vragen over bestonden, maar dat de accenten zouden liggen op het ontzenuwen van de complottheorieën die in de Bijlmermeer de ronde deden. Ik realiseerde mezelf dat de vragen die aan mij zouden worden gesteld betrekking zouden hebben op het verarmde uranium, en mijn collega Heert Tigchelaar (testpiloot) realiseerde zich dat het kennelijk oninteressant voor de commissie was om uitgelegd te krijgen hoe het vliegtuig exact was neergestort en hoe het derde rondje van Vincent Dekker nooit mogelijk was geweest. De collega die zich had beziggehouden met de uitlezing van de DFDR realiseerde zich, toen hij geen uitnodiging kreeg, dat er geen belangstelling was voor het uitleggen hoe de data van de DFDR in een monnikenwerk in Washington uitgelezen werden. De structure expert van de onderzoekscommissie realiseerde zich dat hij geen kans kreeg om publiekelijk uit te leggen dat motor nummer 3 nooit scheef gehangen kon hebben omdat alle breuken van de fuse pins van de diagonal brace van motor nummer 3 en motor 4 ductiele breuken waren, ontstaan door overbelasting tijdens de motorseparatie. We moesten met de realiteit leven.
Thuis viel in december 1998 een brief van de commissie op de deurmat. Er kwam eerst een technisch voorgesprek. Het voorgesprek was een verkenning om over al het mogelijke te praten, maar ook om te onderzoeken of een aanleiding bestond voor een besloten verhoor. Ik wisselde veel informatie met de ‘verkenner’ van de commissie uit. Eindelijk een kans om een goed overzicht te bieden, inclusief natuurlijk de twijfels en witte vlekken die waren blijven bestaan na sluiting van het vooronderzoek.
Het duurde niet lang voordat ook de uitnodiging van een besloten verhoor met de commissie op de deurmat viel. Weer een kans een zo goed mogelijk het complexe onderzoek door de te nemen. Uiteindelijk viel in januari 1999 ook de uitnodiging voor een openbaar onderzoek op de deurmat. Begin februari 1999 zou het openbare verhoor live op televisie plaatsvinden in het gebouw van de Eerste Kamer in Den Haag.
Mijn voorbereidingen voor een mogelijk verhoor door de commissie begonnen in oktober 1998. In zes jaren na de ramp zijn soms details weggezakt en ik besloot om een aantal mensen die ook in hangar 8 gewerkt hadden weer op te zoeken om de gebeurtenissen in hangar 8 nauwgezet reconstrueren. Eén KLM grondwerktuigkundige uit Hoofddorp, die ik nog kende bezocht ik thuis, en we namen een aantal zaken zo grondig mogelijk door, opdat ik een zo waarheidsgetrouw mogelijk getuigenis kon afleggen. Na het besloten en het openbare verhoor communiceerde ik nog met de enquête commissie om eventueel gewenste verduidelijkingen te geven.
Mijn verhoor verliep in mijn ogen prima: ik was goed voorbereid. Het was ook duidelijk dat ik nooit managent verantwoordelijkheid had gedragen of afdelingen van de Directie Luchtvaart Inspectie had geleid. Ik was 'geen grote vis' om te vangen, maar noodzakelijk in de opbouw van de enquête.
Kort voor zijn verhoor door de commissie, een flink aantal dagen na mijn eigen openbare verhoor, ging ik nog even bij Henk Wolleswinkel langs, en wenste hem sterkte. Hij was vol goede moed, maar worstelde met het feit dat hij ervaren had dat er nauwelijks kennis en inzicht van de luchtvaart en ICAO Annex 13 luchtvaart ongevallenonderzoek in de media en de politiek bestond en dat hij dat ook duidelijk wilde maken. Ik verliet zijn kantoor en voelde: ‘als dat maar goed gaat’. Politici willen namelijk niet graag horen dat ze geen verstand van zaken hebben. Ik liet het bij het wensen van ‘sterkte’. Henk Wolleswinkel was een uitstekende en integere vakman, maar ‘hij was geen Barack Obama’, die perfect kon communiceren, zoals zijn zoon Rob Wolleswinkel hem in 2023 karakteriseerde. Iedereen wist dat hij goudeerlijk was, recht door zee, maar soms ook ‘confronterend’ goudeerlijk. Eigenlijk was hij door zijn rechtlijnigheid ook een perfecte getuige om door de commissie gemanipuleerd te worden. En, er was een slachtoffer nodig. Het was voor de enquête eigenlijk al duidelijk geworden dat met name Vincent Dekker, maar ook Pierre Heijboer, zonder hem te kennen, in Wolleswinkel de verpersoonlijking zagen van alles wat er tijdens de Bijlmerramp volgens hun verkeerd was gegaan.
In het Dossier ir. H.N. wolleswinkel is een aantal documenten uit zijn persoonlijke archief, belangeloos ter beschikbaar gesteld door de nabestaanden, te vinden. Zijn brief na het openbare verhoor door de enquête commissie is het meest gedownloade document op deze website, en werd in een prijsvraag voorgesteld als de beste en meest duidelijke brief van het Ministerie van VenW van 1999. Of Henk Wolleswinkel de prijs heeft gewonnen weet ik niet: ik heb er geen informatie over kunnen vinden. De heer Wolleswinkel werd voor zijn bijzondere prestaties met betrekking tot het ongevallenonderzoek geridderd door de Koningin. Hij werd Ridder in de orde van de Nederlandse Leeuw.
In de onderstaande brief verklaart de Directeur-Generaal J.W. Weck een brief te hebben ontvangen van de burgemeester van Amsterdam met de conclusie dat de effecten van de betrokken lading geen gevaar voor de volksgezondheid hebben opgeleverd. Ook de stadsdeelraad van Amsterdam Zuid-Oost concludeerde in een rapportage van oktober 1994 dat er geen sprake is van een verhoogd risico voor mens en milieu van het verarmde uranium tijdens de brand en dat er geen verband is tussen het uranium en de door de bewoners geuite klachten.
De vragen namen in de periode 1994 tot 1998 toe en werden niet naar tevredenheid van de Bijlmerbewoners beantwoord. De parlementaire enquête volgde in 1999. Helaas blijven na de enquête en het eindrapport de insinuaties over het gevaar van verarmd uranium bestaan in de documentaire Murky Skies (2023), de drama serie Rampvlucht van de KRO-NCRV (2022) en diverse publieke uitingen van Vincent Dekker (Going Down Going Down 2022) en opinie-makers uit de Bijlmermeer (zelfs in November 2024 tijdens een uitgereikte Flyer op een ICAO symposium over assistentie aan slachtoffers van luchtvaartrampen in Haarlem van 26 tot 28 November). Men kan niet stellen dat de in 2022 ontstane ophef over het verarmde uranium een gevolg is van overheidsoptreden. Het is duidelijk dat de media zelf opnieuw ophef hebben gecreëerd door er zelf over te beginnen. Er zijn mensen die niet hebben willen meewerken aan de totstandkoming van de KRO-NCRV drama serie, toen ze in de gaten kregen welke kant het opging.
Er bestaat geen enkel bewijs dat het verarmde uranium een risico heeft opgeleverd. Dit wordt ook door het Medisch Onderzoek Vliegramp Bijlmermeer met een eindrapportage aan de Minister bevestigd (2004). Niettemin blijven sommige bewoners klachten naar voren brengen waarvan zij vinden dat die samenhangen met het verarmde uranium.