De Tweede Kamer vergaderde in april 1995 over het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart uit februari 1994. Het verslag is hieronder te downloaden.
Na herlezing van het verslag in 2024 wordt het pijnlijk duidelijk dat veel Tweede Kamerleden het boek Going Down Going Down van Vincent Dekker (1994) beter lijken te hebben gelezen en voor waar hebben aangenomen dan het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart. In principe was het EL AL 1862-ongevallenonderzoek een onafhankelijk (dat wil zeggen: zonder politieke invloed) onderzoek dat is uitgevoerd door de onafhankelijke Raad voor de Luchtvaart.
De contouren voor een politisering van het onderzoek beginnen met de bespreking in de Tweede Kamer duidelijk te worden.
Veel vragen die de kamerleden stellen zijn bijna rechtstreeks te herleiden tot vragen die zijn ontstaan naar aanleiding van het boek van Dekker. Tweede Kamerlid Van Gijzel bijvoorbeeld baseert veel van zijn vragen op de twijfels en vragen die in dit boek naar voren worden gebracht.
Aanvankelijk nam Van Gijzel een geïsoleerde positie in de Tweede Kamer in, maar omdat publicaties en vragen bleven komen kwamen de vragen over de lading en de gezondheid steeds vaker voor.
De jaren van 1995 tot aan de enquête in 1999 leidden dan ook tot een verdere politisering van het ongevallenonderzoek. De gezondheid van bewoners en hulpverleners komt uiteindelijk het hoogst op de agenda. De medische onderzoeken gaven evenwel telkens weer geen aanleiding te veronderstellen dat er een verband was tussen de gezondheid en de lading van het vliegtuig. Uiteindelijk worden het verarmde uranium en de 190 liter DMMP (mogelijke grondstof voor zenuwgas) als instrument aangevoerd om de parlementaire enquête georganiseerd te krijgen.
Van het verarmde uranium was al in oktober 1992 vastgesteld dat er een verwaarloosbaar risico voor de volksgezondheid was en de 190 liter DMMP is niet van significante betekenis in verhouding tot de 57 000 liter kerosine, een asbesthoudende flat, tonnen aan vliegtuiglading en het gebruikte blusschuim ter bestrijding van de vliegtuigbrand.
Rob Oudkerk zou later in de documentaire Rampvlucht (2022) aangeven dat met een goed vooronderzoek men nooit besloten zou hebben tot het uitvoeren van een parlementaire enquête.
De heer Wolleswinkel geeft op 16 mei 1995 duidelijk aan, dat een Minister in principe geen inhoudelijke reactie zou moeten geven op het werk (de technische aspecten) van een onafhankelijke Raad voor de Luchtvaart. Zoals in de jaren na 1995 zal blijken, wordt het onderzoek steeds verder gepolitiseerd. Sommige journalisten zien de onafhankelijke Raad voor de Luchtvaart onterecht als 'de overheid'. Zijn bijvoorbeeld het Medisch Tuchtcollege en de Raad voor de Journalistiek ook niet onafhankelijk van de overheid en onafhankelijk van de politiek?
De belasting van de Rijksluchtvaartdienst als gevolg van de vele vragen die de organisatie zeven jaar na het ongeval kreeg was enorm.
- Het ongevallenonderzoek in hangar 8 kostte mijzelf ongeveer 2 tot 3 weken, van 5 oktober tot 20 oktober.
- De analyse van de subgroep motoren en de engine teardown ongeveer 3 maanden.
- Het onderzoek van de operationele vliegtechnische subgroep vergde 9 maanden.
- Het schrijven van het rapport van vooronderzoek enkele maanden van februari 1993 tot mei 1993 (1-2 dagen per week).
De Tweede Kamervragen over verarmd uranium hielden zeven jaar aan. Daarbij was niet alleen de Directie Luchtvaart Inspectie betrokken, maar de gehele top van Verkeer en Waterstaat, tot aan de Directeur-Generaal en De Minister. Ik wist sinds 7 oktober 1992 dat het verarmde uranium geen gevaar voor de volksgezondheid had opgeleverd. Dat werd na zeven jaren ook bevestigd met de parlementaire enquête.
Ik blijf het − op grond van de conditie van de gevonden verarmd uranium balansgewichten en andere data − ermee oneens dat er verarmd uranium is verbrand en dat er delen in de lucht terechtgekomen zouden zijn. In 41 van de 64 catastrofaal afgelopen Boeing 747 ongevallen waarin sprake was van verarmd uranium is er nooit uranium verbrand of gesmolten, zie elders de bewijsvoering op deze website.
In zijn boek ´Binnenhof 1A´ (2005), zie onder het hoofdstuk Literatuur, beschrijft het VVD oud-Tweede Kamerlid Dr. Theo van den Doel tot in detail de ontwikkelingen in de Tweede Kamer tussen 1994 en 1999. Uiteindelijk leidden die tot de parlementaire enquête vliegramp Bijlmermeer. Hij bespreekt niet alleen hoe het Tweede Kamerlid Van Gijzel erin slaagt om de aandacht op onbegrepen zaken en zichzelf te vestigen (lees 'het meest wantrouwige Tweede Kamerlid'). Van den Doel verduidelijkt dat Van Gijzel eerst een geisoleerde positie in de Tweede Kamer innam, maar stelt ook de relatie tussen de media en de politici en het effect van onrust zaaiende suggestieve publicaties aan de orde, zoals dat van de ontdekking van het DMMP, een grondstof voor het zenuwgas Sarin. Vervolgens bespreekt Van den Doel de samenstelling van de commissie en de ontwikkeling van de politieke motieven van de enquête commissieleden vanuit zijn perspectief, inclusief de in zijn ogen gemaakte onjuiste keuzen die leidden tot de mediaoptredens van de commissie.
De bevindingen en beschrijvingen van Van den Doel komen overeen met de ervaringen en bevindingen uit het ongevallenonderzoek van het vliegtuig. Het was gedurende vele jaren al min of meer duidelijk wat er zich aan het afspelen was: de gemoederen kwamen maar niet tot rust. De Raad voor de Luchtvaart was aanvankelijk betrokken bij de vergaderingen van de Vaste Commissie van Verkeer en Waterstaat. De voorzitter van de Raad kreeg zelfs een zodanig meningsverschil met Van Gijzel, zo blijkt uit het dossier van de heer Wolleswinkel, die tot 'meer tact' maande, dat de wegen van Van Gijzel en de voorzitter van de Raad (Bodewes) scheidden.
Het geschetste beeld van het politieke proces rondom de enquête is zondermeer onthutsend: het is een prestatie te noemen dat de commissie in zo'n korte tijd toch een degelijk rapport heeft weten samen te stellen waarin alle complottheorieën en vragen omtrent de lading weerlegd werden.
Aan het eind van de streep concludeert de commissie, en ook de heer Van den Doel, dat er geen sprake is van frauduleuze handelingen van het overheidsapparaat: er was geen sprake noch enkel bewijs voor giftige lading, een directe relatie tussen de lading en gezondheidsklachten en bemoeienis van de veiligheidsdiensten van Israel, noch doofpotconstructies. Daarmee was de onrust na de enquête niet verdwenen.
De media hebben de jaren na de enquête nog dankbaar gebruikt gemaakt van de ontstane verwarring over de 'witte pakken', de nooit gevonden voice recorder en het verarmde uranium. Men bleef zoeken, maar leek zich niet af te vragen of de Bijlmerbewoners in hun verwerkingsproces hiermee geholpen zouden zijn. Elk jaar verschenen omstreeks vier oktober weer berichten in de media die de bekende mysteries weer ten tonele voerden. Men vergat de uitkomsten van het epidemiologisch onderzoek zoals die aan de kamer in 2004 werden gepresenteerd (zie hoofdstuk Medisch onderzoek). Bij vele publicaties pasten de media vaak geen hoor en wederhoor toe. Degenen die in een enkel geval door de media werden aangezocht om een reactie te geven kenden de risico’s (medici, onderzoekers, Wolleswinkel, Jorritsma, Maij-Weggen en anderen) en wisten dat ze 'door de gehaktmolen' zouden gaan in een vertroebeld mediaklimaat en verguisd beeld over de vliegramp in de Bijlmermeer.
De kater na de enquête bleek enorm, nauwelijks meer repareerbaar, alhoewel veel mensen ook blij waren met de conclusie van de enquête commissie dat El Al-vlucht 1862 een gewone vrachtvlucht was geweest, die neergestort was door een technisch probleem. Degenen die vast wilden houden aan de complottheorieën behielden vrijwel 'vrij spel', omdat zij niet effectief werden tegen gesproken. De twee uitgegeven boeken, Going Down Going Down (1994) en Doemvlucht (2004) kwamen duidelijk uit de hoek van complot-denkers. Een goed weerwoord op die boeken bestond niet.
Hoe de complottheorieën in 2022 opnieuw konden opleven, althans dat is mijn conclusie, is, omdat een aantal 'onderzoeksjournalisten' en de heer Van Gijzel opnieuw de ruimte kregen om hun op speculatie gebaseerde ideeën nogmaals in te brengen in het project Rampvlucht van de KRO-NCRV (2022), waarbij de uitkomsten van de parlementaire enquête naar de vliegramp door de heer Van Gijzel en Dekker genegeerd werden. Waarheidsverwaarlozing. Enig bewijs of een verifieerbare onderbouwing voor hun theorieën werden niet geleverd. Een valse insinuatie of aantijging dat de overheid er van alles aan deed om informatie te verdoezelen kon met de opgewekte emoties en onderbuikgevoelens succesvol worden gelanceerd: er ontstond opnieuw verontwaardiging en ophef. De motie Omtzigt volgde na een flinke lobby van onderzoeksjournalisten in de Tweede Kamer.
De media toonden in 2004 weinig belangstelling voor het boek van Van den Doel. In de belangstelling van de media is - mijns inziens - een patroon te herkennen: men stelt de effecten van eigen gedrag niet graag in het openbaar aan de orde en ter discussie, want dat zou het aanzien van de (onderzoeks)-journalistiek kunnen schaden. En dat moet ten koste van alles voorkomen worden, ook al zouden veel Bijlmerbewoners die van de nasleep van de ramp nog last hebben, daarmee geholpen kunnen worden. Liever een nieuwe onthulling, dan correctie van fouten uit het verleden? Dat wordt ook door enkelen in de media in het buitenland waargenomen.
De documenten die politicus Van Gijzel heeft overgedragen aan het Nationaal Archief en met name zijn dagjournaal, bieden een unieke inkijk in de verwevenheid van de politiek en de journalistiek, alsook een inkijk in het strategisch lekken van informatie naar de media.
Hieronder een persbericht van een aantal fracties uit de Tweede Kamer. Het is begrijpelijk dat de politiek zich na de ontstane onrust in 2022 zich inspant om meer stukken openbaar te krijgen, maar het blijft vreemd dat in principe alle documenten bij de parlementaire enquête in 1999 al ingezien zijn en zelfs journalist Heijboer omstreeks 2002 toegaf dat 'er niets meer te halen was'. In mijn ogen is het beter om rechtsreeks met de Bijlmerbewoners zelf te spreken en inzage te geven in veel beschikbare data (zoals met deze webiste beoogd is te doen). De persoonlijke expertise van onderzoekers kan nog steeds ingezet worden en de bereidheid tot het beantwoorden van vragen bestaat nog steeds.