De foto hieronder toont slechts een klein deel van de puinhoop in hangar 8. De bergen waren in werkelijkheid nog veel groter.
Foto's van het wrakstukonderzoek worden bewaard in het Nationaal Archief.
Hieronder de 'plugs' (delen van de uitlaat van de motor) die onder het vliegpad van het vliegtuig werden gevonden.
Het onderstaande verslag is een persoonlijk verslag dat waarschijnlijk niet in de archieven is terechtgekomen. Het is mij niet toegestaan mijn eigen bij het Nationaal Archief opgeslagen documenten in te zien. Er liggen voorzover ik me kan herinneren drie uitgebreide fotoboeken en verslagen van de werkzaamheden in hangar 8.
Een van de eerste containers met materiaal die uit de Bijlmermeer zijn afgevoerd en in hangar 8 aangekomen zijn. Grondwerktuigkundigen van de KLM laden de materialen uit de container en sorteren ze. Brokstukken van de flat worden afgevoerd. Wat lading is wordt ook afgevoerd (op een aantal koperen cartridges en een aantal metalen bollen na). Dat wat bruikbaar is voor onderzoek blijft behouden voor analyse. Dagelijks assisteerden groepen van zo'n drie tot vijf grondwerktuigkundigen met een typebevoegdheid Boeing 747. Dat gebeurde vrijwillig en werd door de KLM kosteloos aangeboden ter ondersteuning van het het onderzoek. Ook andere instanties boden hun kennis en hulp aan tijdens het onderzoek in hangar 8: de Koninklijke Luchtmacht maakte een bioloog / ornitoloog vrij om onderzoek te doen naar vogelaanvaringen en het gerechtelijk laboratorium deed onderzoek naar explosieven.
Hier past een stuk van de voorkant van de vleugel op de pylon van een motor. Er was sprake van contact / schuren van de pylon tegen de vleugelvoorrand dat nader onderzocht moest worden.
Het serienummerplaatje van de module van de een van de motoren werd op advies van de motorfabrikant Pratt & Whitney bewaard. Men adviseerde dit item 'achterover te drukken' opdat er geen misbruik van het serienummer van de motor kon worden gemaakt. De motoren werden als 'scrap' = vernietigd bij Pratt & Whitney geregistreerd.
Hangar 8, geruchten, media, reacties
Vanaf maandagavond 5 oktober verzamelden medewerkers van de media zich bij de poorten van Schiphol-Oost. Men mocht het terrein niet op. Als ik ‘s morgens aankwam en ‘s avonds naar de debriefing in Hoofddorp of naar huis reed zag ik een groep persmensen staan die zich daar verzamelden: vooral ‘s avonds. Ik wist precies wie er toegang had tot hangar 8, maar kon ook in een aantal gevallen waarnemen wie zich tot een gesprek met de media liet verleiden. De onderzoekers van het ICAO onderzoeksteam vermeden gesprekken met de media, maar enkele KLM grondwerktuigkundigen lieten soms wel eens iets los en vertelden hoe de dag verlopen was en welke bijzonderheden zich in hangar 8 hadden voorgedaan. Ik ga ervan uit dat er geen kwade bedoelingen waren. KLM GWK’s zijn goed opgeleid en weten goed en verantwoordelijk te communiceren. Men was zich goed van de gevoeligheden bewust.
Onze buurmannen in hangar 8 van de KLM Aeroclub en de KLM grondwerktuigkundige heer Van Os, die ook een privé/hobby werkplaats had in hangar 8, waren niet zo blij met het onderzoek in hangar 8. Zij kregen ineens buren, maar hoefden geen ruimte af te staan. De hangar werd gesplitst in 2 delen: één deel was voor het onderzoek. Men werd eigenlijk in zijn rust verstoord, want in hangar 8 waren nauwelijks activiteiten.
Van Os en sommige anderen kregen flarden mee van informatie over het onderzoek. Het staat vast dat Van Os wist van de vondst van het verarmde uranium, want hij maakte gebruik van dezelfde toilet in hangar 8, waar de instructies m.b.t het verarmde uranium waren opgehangen, en, ik heb zelf met hem gesproken en hem ook een kort moment ontvangen tijdens het ongevallenonderzoek. Hij vond het gepast dat zijn nieuwe buren zich netjes zouden voorstellen.
Van één KLM grondwerktuigkundige vernam ik dat hij benaderd was door een journalist die hem vroeg op een geheime locatie af te spreken. De journalist vertelde hem dat hij mogelijk achtervolgd werd door de Mossad. De KLM GWK wees het verzoek van de journalist af, maar anderen gaven wel beperkt informatie. Met de KLM GWK heb ik nog steeds contact. De KLM instrueerde haar eigen medewerkers om geen gesprekken met de media te voeren, om verwarring te voorkomen. In één geval verbood de KLM twee GWK’s om nog deel te nemen aan werkzaamheden in de hangar 8.
Er kwam dus soms informatie over het ongevallenonderzoek naar buiten via niet-officiële kanalen van individuen die het niet konden weerstaan om met de media te spreken, maar of de informatie die zij gaven correct was, is maar de vraag: zeer waarschijnlijk niet volledig en niet geverifieerd door het onderzoeksteam in ieder geval. Een en ander leidde tot een geruchtenstroom van niet officiële informatie die de media en uiteindelijk ook de Bijlmermeer bereikte.
Als er bijvoorbeeld een krantenkop in dagblad Trouw stond, waarin gesteld werd dat er ‘een vliegend wrak boven Amsterdam had gevlogen’ kon ik vaak goed nagaan hoe zo’n bericht en op grond van welke informatie zo’n bericht zou kunnen zijn ontstaan…in ieder geval niet door officiële mededelingen van het onderzoeksteam, maar op basis van fragmentarische informatie van tewerkgestelden in hangar 8 die geen geverifieerde informatie verstrekten en die onmogelijk het totale plaatje al konden overzien. In welke mate het vliegtuig in werkelijkheid met bepaalde beschadigingen aan de vleugel nog vliegbaar was geweest, moest blijken uit de analyses van de operationele subgroep, die in het totaal 9 maanden in beslag zouden nemen.
Ik ga er zelf van uit dat de media al vrijwel de eerste week van het onderzoek via hun gesprekken aan de poort van Schiphol-Oost hebben vernomen dat er verarmd uranium in de neergestorte Boeing verwerkt was: ik wist het van enkele personen die ik zelf voor de poorten van Schiphol met de media had zien praten. Ook op vuilstortplaatsen waren tenminste 15 RLD-medewerkers dagenlang op zoek geweest naar cruciale vliegtuigonderdelen en wrakstukken, de cockpit voice recorder en de verarmd uranium balansgewichten. Dat zal zeker niet onopgemerkt zijn gebleven. Er is geen poging gedaan om die acties geheim te houden, maar mededelingen aan de pers moesten gebruikelijk via de woordvoerders van het ministerie. Er meldden zich zelfs journalisten op de vuilstortplaatsen die onderzoek deden. Het roept natuurlijk de vraag op waarom de media in de eerste weken na het ongeval zelf niet over het verarmde uranium publiceerden of daarover vragen stelden. Misschien of wellicht, en dit is pure speculatie van mijn kant, realiseerde men zelf dat het brengen van onzeker nieuws over het verarmde uranium, dat door KLM GWK’s zelf ook als niet gevaarlijk werd beschouwd, heftige emoties zou kunnen opwekken en onrust zou kunnen veroorzaken. Als journalisten hun eigen archieven vrij zouden geven zou één en ander duidelijk kunnen worden. In ieder geval had men de tijd om er goed over na te denken hoe met die informatie kon worden omgegaan. Er is geen enkele twijfel dat de geruchtenstroom de Bijlmermeer en de media in de loop der tijd heeft bereikt en voeding gaf aan ongerustheid. De onrust, het wantrouwen en de gevoelens van onmacht zijn mijns inziens bij een gebrekkige communicatie van het overheidsapparaat volledig te begrijpen voor mensen die een verschrikkelijk ongeval hebben meegemaakt. Echter, men informeerde naar mijn beste weten niet bij de onderzoekers zelf wat er van die geruchten waar was en zocht naar een manier hoe met deze informatie moest worden omgegaan. Door middel van provocaties, zoals men zelf in de Bijlmermeer in november 2024 aangeeft, heeft men de overheid ter verantwoording uitgedaagd en proberen te achterhalen wat de werkelijkheid was. Het gebruik van provocaties en media die hierin meegaan kent echter ook risico’s, nl.: 1) mogelijk is niet alle informatie over hoe er in werkelijkheid gehandeld is beschikbaar, waardoor tot een verkeerd beeld gekomen wordt; 2) zonder overleg wordt er mogelijk meer onrust dan noodzakelijk gecreëerd, die niet meer te beheersen is en 3) de bewijslast wordt in de schoenen van de beschuldigde(n) geschoven en er moet een uitleg achteraf gegeven worden die mogelijk geen positief effect op de geloofwaardigheid heeft.
De vooronderzoeker en de vertegenwoordigers van de staat Israel begrepen vrij snel dat er in de media door één journalist in het bijzonder scherp en haast provocerend geschreven werd. Zij maanden tot voorzichtigheid, omdat er al een publieke veroordeling tot stand zou kunnen komen voordat er een goed onderzoek had kunnen plaatsvinden. Echter, dit gaf aan de journalist, Vincent Dekker, die aangespoord werd door de Werkgroep Vliegverkeer Bijlmermeer extra motivatie om kritische publicaties te blijven schrijven. Het kwam tot botsingen tussen Dekker en de experts van het onderzoeksteam: Dekker verwierp bijvoorbeeld de bewijsvoering van ‘het derde rondje’ en gaf aan het altijd op basis van ooggetuigen verklaringen veel beter te weten hoe het in elkaar stak dan de harde feiten die de onderzoekers inmiddels verzameld hadden. Er was wel begrip voor de emotie en de argwaan, maar niet voor het feit dat Dekker niet vatbaar bleek voor feitelijke argumentatie. Eén onderzoeker verwoordde het in 2024 als volgt: ‘ik heb hem links laten liggen: er was niet met hem te praten want hij wist het altijd beter dan wij’. (Zelf heb ik overigens tot de opnamen van de documentaire Rampvlucht nooit met Dekker gesproken en me nooit met woordvoering bemoeit).
Eén jaar na het ongeval ‘barstte de bom’ en kwam de publieke reactie op 12 oktober 1993: de RLD werd in een persconferentie door de Stichting Laka geconfronteerd c.q. beschuldigd van het achterhouden van informatie met betrekking tot het verarmde uranium en de Werkgroep Vliegverkeer Bijlmermeer sloot daarbij aan. De WVB kwam ook met een tegenrapport (zie hoofdstuk Bijlmermeer). Stichting Laka was op basis van de geruchten, waarschijnlijk uit hangar 8 en mogelijk de vuilstortplaatsen, eigen literatuuronderzoek en vragen aan Boeing al maanden aan het speuren geweest, maar wachtte op een strategisch moment om de knuppel in het hoenderhok te gooien. Boeing had zelf aangegeven dat verarmd uranium in principe niet gevaarlijk was in een postcrash fire. Wat was een geschikter moment om de bezorgdheid en het ongenoegen te uiten dan een paar dagen voor de openbare zitting van de Raad voor de Luchtvaart in de 3e week van oktober 1993, waar het rapport van vooronderzoek besproken zou worden? Veel aandacht ging begrijpelijkerwijs naar de bezorgdheid uit en niet naar een goede analyse van het vooronderzoek. Van het rapport van vooronderzoek zou niets deugen, oordeelde men in de Bijlmermeer, zonder het rapport, de conclusies en de aanbevelingen ooit gezien te hebben en zonder de - op aanbeveling van de minister - openbare zitting van de Raad voor de Luchtvaart zelfs ook maar te hebben aangehoord. Het rapport van vooronderzoek was conform de ICAO Annex 13 richtlijnen niet openbaar, maar de zitting waar het rapport besproken werd, was wel volledig openbaar. Niet vertrouwenwekkend volgens Werkgroep vliegverkeer Bijlmermeer. Op zich was het tegenrapport van de WVB een knap stuk werk, als men bedenkt dat men geen beschikking had over DFDR- en wrakstukonderzoek-data. In 1994 verscheen het boek van Vincent Dekker, waarin beschuldigingen op basis van eigen onderzoek gedaan werden.
Een lange periode van 7 jaar zou volgen totdat uiteindelijk een parlementaire enquête antwoord moest geven op alle vragen, met name die over het verarmde uranium (zie hoofdstuk Verarmd uranium). De provocaties zouden uiteindelijk beeldvormend worden, en niet de werkelijkheid.
Van Os getuigde in de enquête in 1999 mannen in witte pakken in hangar 8 gezien te hebben (ik getuigde dat die er niet zijn geweest en onderbouwde waarom zijn verklaring niet juist kon zijn). De voorstelling in de drama serie Rampvlucht, dat Van Os een stralingsziekte zou hebben opgelopen, is pure fictie: hij heeft geen enkel balansgewicht aangeraakt en was ver daarvan verwijderd, maar mogelijk zien de Bijlmerbewoners de fictie sinds de dramaserie Rampvlucht uit 2022 als de werkelijkheid. Geen van de onderzoekers heeft ooit klachten i.v.m. het verarmde uranium naar voren gebracht.