Op 22 december 1999 − 6 maanden na het eindrapport van parlementaire enquête naar de vliegramp in de Bijlmermeer − stortte een Boeing 747 vrachtvliegtuig neer in de buurt van Londen (Accident Boeing 747-2B5F (SCD) HL7451, Wednesday 22 December 1999 (flightsafety.org). Het vliegtuig serienummer was net zoals bij El Al 1862 lager dan 551. Op grond van dat serienummer zouden er in de constructie van dit vliegtuig balansgewichten van verarmd uranium verwerkt kunnen zijn. In eerste instantie, direct na het ongeluk, gingen er net zoals in de Bijlmermeer en hangar 8 geen alarm bellen af. De eerste aandacht lag bij het blussen van de brand en het redden van slachtoffers en het verzamelen van bewijs voor het ongevallenonderzoek. Een collega van de Engelse Civil Aviation Administration (CAA) belde me twee weken na het ongeval op om te vragen hoe en waarom er in Nederland zo'n onrust over het verarmde uranium was ontstaan, en of ik advies had: ik adviseerde hem nog dezelfde dag om direct de media in te lichten, omdat er anders zorgen over het verarmde uranium en een daaruit voortvloeiende mediadynamiek konden ontstaan, die mogelijk niet meer te beheersen waren (zie download hieronder).
De Engelse CAA twijfelde aanvankelijk over de noodzaak om het publiek in te lichten, want er bestond in hun ogen geen gevaar, net zoals de onderzoekers van de vliegramp Bijlmermeer reeds in oktober 1992 in hangar 8 op Schiphol-Oost hadden geconstateerd. Toch lichtte de CAA onverwijld de media in. Beter voorkomen dan genezen. En inderdaad: er ontstond geen onrust. Alle balansgewichten, op één na, werden onbeschadigd en onverbrand gevonden.
Het eindrapport van de AAIB concludeerde dat het vrijwel onmogelijk was dat verarmd uranium in een postcrash fire zou verbranden en dat er geen enkel risico was (geweest) voor de volksgezondheid.
In 1977 was er al een discussie geweest over het mogelijke gevaar van verarmd uranium naar aanleiding van het ergste ongeval uit de geschiedenis van de burgerluchtvaart in 1977 op Tenerife. Een KLM- en PanAm-Boeing 747, waarin verarmd uranium was verwerkt, botsten op de grond en brandden volledig uit. Zie de link naar het artikel uit de Washington Post hier beneden.
Op 7 oktober 1992 laat in de middag vond een KLM-grondwerktuigkundige het eerste verarmd uranium balansgewicht in hangar 7. Ik wist zelf van het bestaan van deze gewichten niet af, alhoewel ik ´s morgens had vernomen dat er metingen in de hangar door de brandweer van Schiphol waren gedaan. De KLM GWK was deskundig, had vaker met verarmd uranium balansgewichten gewerkt en adviseerde het balansgewicht apart te houden en het te laten afvoeren via het KLM milieuzorgsysteem. Het nieuws verspreide zich snel in hangar 8. Een aantal gevonden gewichten werd onderzocht door een van de experts die destijds aan het onderzoek op Tenerife in 1977 had meegewerkt. Hij stelde vast dat de beschermlagen van de belansgewichten, bestaande uit een opgedampte nikkel-cadmium-laag, twee verflagen, een primer en een topcoat, niet beschadigd waren. Hij was bekend met de Advisory Circular 20-123 van de Amerikaanse FAA en concludeerde dat er geen gevaar bestond. Dit werd eveneens - na een kort onderzoek - door andere betrokkenen in het internationale onderzoeksteam bevestigd. Een balansgewicht was gebroken. De KLM stralingsdeskundige had een kantoortje in hangar 8. Hij assisteerde met metingen, het schrijven van procedures en het nemen van beschermingsmaatregelen. Dat je op de 3e dag na het ongeval enkele onbeschadigde balansgewichten vind, wil niet zeggen dat er op geanticipeerd kon worden dat alle balansgewichten onbeschadigd zouden zijn, maar omdat die gewichten in de staart verwerkt waren en de staart het minst door brand aangetaste deel van het wrak was, leek het voor de hand te liggen dat niet alle gewichten in het centrum van de grote brand hadden gelegen. Niettemin werden de dag erna beschermingsmaatregelen genomen in overeenstemming met de Advisory Circular 20-123 van de FAA (zie onder).
EL AL 1862 was de 22e Boeing 747 sinds 1970 die neerstortte waarin verarmd uranium balansgewichten verwerkt waren: er waren nooit serieuze problemen geweest, behalve dat men wist dat men voorzichtig met zware metalen moest omgaan: die mogen niet in het milieu achterblijven want ze kunnen gaan corroderen. Bij een beschadigd gewicht zou er uranium oxide kunnen ontstaan: dit is giftig en men moet zich daarvoor beschermen. Men was zich ervan bewust dat alleen al het woord uranium vreselijke associaties opriep en zoiets een belangrijk item in de media kon zijn of kon worden en overlegde daar ook kort over. Men was zich bewust van het feit dat alle balansgewichten gevonden moesten worden, en handelde daar ook naar.
Het team van de onderzoekers besloot om via de KLM het Ministerie van VROM in te laten inlichten. De KLM stralingsdeskundige stelde dit bij mijn weten eerst zelf voor. Dit gebeurde op 8 oktober 1992. VROM oordeelde ook, zij het met een grote vertraging, dat het risico voor de volksgezondheid verwaarloosbaar laag was.
Er waren twee overwegingen van de onderzoekers of de vondst van het verarmde uranium ook zelf, als een eigenverantwoordelijkheid van het onderzoeksteam, aan de media gemeld moest worden:
- als er op de 3e dag na het ongeval word gemeld dat er verarmd uranium is gevonden, en men aangeeft dat het niet gevaarlijk is, kan dat toch schrik- of paniekreacties geven. Dat kan grote effecten op de berging hebben. Burgemeester van Thijn wilde de rampplek zo snel mogelijk opgeruimd hebben. De minder serieuze dagbladen zouden dan kunnen uitpakken met 'onthullingen' dat het vliegtuig nucleaire lading vervoerde. Ambtenaren hebben vaak wel een realistisch beeld hoe media kunnen uitpakken. Mensen zouden kunnen zeggen: 'men zegt wel dat het geen risico is, maar waarom wordt het dan toch gemeld?'
- als de vondst niet wordt gemeld, maakt men zich kwetsbaar voor kritiek achteraf. Zo was het in de 21 voorafgaande ongevallen sinds 1970 gegaan. Het bleek altijd achteraf goed uit te leggen te zijn geweest dat er geen risico´s waren genomen en dat er geen gevaar bestond. In de 21 voorafgaande gevallen was er geen geescaleerde discussie geweest, en waren de media te overtuigen geweest dat er geen risico's hadden bestaan.
In de volle overtuiging dat er met de vondst van het verarmde uranium in de gevonden conditie geen risico voor de volksgezondheid bestond, en de beslissing achteraf goed uit te leggen zou zijn, besloot het team van de Raad voor de Luchtvaart de reactie van het Ministerie van VROM na 8 oktober af te wachten. Toen die reactie niet snel kwam, was de crashlocatie opgeruimd en had het geen zin meer de hulpverleners daarover in te lichten. Er was geen risico geweest. De brandweermensen en medewerkers van het Rampen Identificatie Team waren overigens zeer effectief beschermd geweest met goede kleding.
In hangar 8 werd nog weken doorgewerkt: geen van de betrokken onderzoekers heeft zich ooit bijzondere zorgen over het verarmde uranium gemaakt. Af en toe kwam er zelfs iemand kijken hoe zo'n balansgewicht er nu eigenlijk uitzag. Later medisch onderzoek onder 26 medewerkers van de Directie Luchtvaart Inspectie, die dagenlang vrijwillig hadden meegewerkt om de niet gevonden balansgewichten te vinden, toonde aan dat er van besmetting geen sprake was. Het gele vaatje met een paar uranium balansgewichten heeft tenminste 2 of 3 weken naast mijn kleine bureautje in hangar 8 gestaan. De KLM stralingsdeskundige was altijd dichtbij in hangar 8.
In de media werd het een groot thema. Stichting Laka (het documentatie en onderzoekscentrum voor kernenergie) en de Werkgroep Vliegverkeer Bijlmermeer uitten zich in oktober 1993 zeer ongerust. Men informeerde echter nooit wat de conditie was waarin de verarmd uranium balansgewichten waren gevonden. Men droeg uit dat de vondst van het verarmde uranium verzwegen was en dat dit erg onbetrouwbaar aanvoelde en wantrouwen had gewekt. De bekendmaking door de Stichting Laka vond plaats op een strategisch moment, namelijk, drie dagen voor de openbare zitting van de Raad voor de Luchtvaart in Den Haag. Hoewel ik de onrust en de reactie omtrent het verarmde uranium kan begrijpen omdat hij voortkomt uit een gebrek aan vertrouwen, was er technisch gezien geen reden voor ongerustheid. Maar gevaarlijk klinkt uranium natuurlijk wel als het niet goed uitgelegd wordt in welke vorm het in het vliegtuig verbouwd was en hoe het tegen een 'postcrash-fire' bestand is gemaakt.
Het was waarschijnlijk beter geweest als men direct over het verarmde uranium had gecommuniceerd en men meer oog had gehad voor de noden van de Bijlmerbewoners. Maar dit is achteraf geredeneerd, want in de eerste dagen liepen er heel veel complexe processen door elkaar, met name de identificatie van slachtoffers en de ongeregistreerden/ongedocumenteerden problematiek. Iedereen had zijn handen vol van 's morgen zes tot 's avonds elf. Ook andere Ministeries hadden pro-actiever kunnen of moeten reageren. De Stichting LAKA zelf wist, zo blijkt bij onderzoek achteraf, in juni 1993, dat in 1977 al aangegeven werd dat verarmd uranium balansgewichten in principe, tenzij ze ernstig beschadigd zouden zijn, geen gevaren voor de volksgezondheid opleverden. Het roept de vraag op waarom St. Laka 4 maanden wachtte om met het verarmd uranium op de proppen te komen: als je vind dat het levensgevaarlijk is wacht je daar geen 4 maanden mee. Zelfs Vincent Dekker liet in het Nieuw Israelitisch Weekblad op 30-09-1994 optekenen dat er nauwelijks gevaar met betrekking tot het verarmde uranium had bestaan: 'de kans dat je een stofdeeltje inademt is vrij klein hoor'. Interessant is het om na te gaan waarom Dekker later van mening veranderde. Het verarmde uranium kwam in de jaren tussen 1993 en 1998 steeds vaker als thema in de media en in de politiek terug, omdat er een relatie gelegd werd tussen de gezondheid van Bijlmerbewoners en het zoekgeraakte verarmde uranium, dat misschien zelfs volledig verbrand zou zijn. De bevindingen uit het ongevallenonderzoek waren nu juist dat dat zeer onwaarschijnlijk was. Er verschenen in de loop van de tijd zelfs krantenberichten waarin zelfs stoffen in samenhang met plutonium en nucleaire vracht werden genoemd. Het bewijs hiervoor heb ik nooit gezien.
De Amsterdamse stadsdeelraad Zuid-Oost was in januari 1994 betrokken bij het opnieuw doorzoeken van de containers met opgeslagen vliegtuigwrakstukken voor hangar 8. Er werd opnieuw een verarmd uranium balansgewicht gevonden en afgevoerd. De deelraad was volledig op de hoogte van het feit hoe het onderzoeksteam met het verarmde uranium was omgegaan en uitte geen bedenkingen. Bij die activiteit is er waarschijnlijk 1 m2 van de hangar vloer gecontamineerd geraakt (beneden de norm, maar meetbaar).
Bij het onderstaande onderzoek onder de 26 medewerkers van de Rijksluchtvaartdienst die vrijwillig naar verarmd uranium hebben gezocht op de vuilstortplaatsen en in hangar 8 zijn geen sporen van uranium gevonden en is geen blootstelling aan uranium vastgesteld. (Opmerking: in de dramaserie rampvlucht wordt wel een scene getoond waarin medewerker D. van Os. aan stralingsziekte schijnt te lijden. Het is vrijwel onmogelijk dat de heer D. van Os op een of andere manier door het verarmde uranium besmet zou zijn).
In het onderstaande bericht is duidelijk te merken hoe ongerust een een aantal brandweermannen zich gemaakt hebben met betrekking tot het verarmde uranium. Dat is op zich al heel bijzonder, want conform de Module Brandbestrijding 1990 van de opleiding tot brandmeester (zie boven) wisten brandweermensen van Schiphol dat gecrashte vliegtuigen verarmd uranium konden bevatten. Uiteindelijk was er 'niets' aan de hand: zie ook de bovenstaande brief: 26 medewerkers van de RLD werden getest. Er was geen enkele indicatie van van blootstelling of vergiftiging van verarmd uranium. Het is natuurlijk wel goed voorstelbaar dat brandweermensen, die geen vertrouwen in hun leiding hebben en zich erg bezorgd maken, een getuigenis heel zwaar kunnen opvatten en tot actie kunnen overgaan.
In hangar 8 was op 7 oktober in de middag bekend dat verarmd uranium in de conditie waarin het gevonden werd, nl. onverbrand met de beschermende laag intact, geen gevaar voor de volksgezondheid vormde. Dat werd op 8 oktober gemeld aan het Ministerie van VROM, die ook concludeerde dat er geen gevaar aan de vondst van het verarmde uranium was. Dat werd nogmaals bevestigd op de openbare zitting van de Raad voor de Luchtvaart in oktober 1993 in Den Haag door de vooronderzoeker...maar de ongerustheid escaleerde door vele kamervragen en aanzwengeling van publicaties gedurende de 7 daarop volgende jaren. In Trouw werd zelfs gesteld dat er stoffen waren vrijgekomen die in samenhang met uranium en plutonium gebruikt worden, maar een bewijs werd nooit gepresenteerd.
*
Achteraf, na de enquete in 1999 werd bevestigd, dat wat op 7 oktober 1992 in hangar 8 door de vele experts al aangegeven was: het verarmde uranium vormde geen risico voor de volksgezondheid.
Hieronder links een foto van een verarmd uranium balansgewicht zoals gevonden in de opgeslagen wrakstukken buiten hangar 8 op Schiphol-Oost in januari 1994, meer dan 15 maanden na het ongeval. De actie vond plaats op verzoek van de Amsterdamse Stadsdeelraad Zuid-Oost. Er was een vertegenwoordiger van de stadsdeelraad bij de zoekactie aanwezig. De foto is getoond tijdens mijn ondervraging in de parlementaire enquete op 8 februari 1999.
Het verarmde uranium balansgewicht was 15 maanden buiten hangar 8 opgeslagen en het is gecorrodeerd door electrochemische corrosie. Er zitten nog stukjes aluminium aan. Aluminium smelt bij 660 graden. Omdat het aluminium er afgescheurd uitziet en niet gesmolten is, kan geconcludeerd worden dat het niet in een brand gelegen heeft met een temperatuur die hoger was dan 660 graden.
De gewichten waren in de staart van het vliegtuig in de roervlakken ingebouwd. De staart van het vliegtuig was het meest intacte deel op de crashlocatie en gedeeltelijk onverbrand. Het is het meest waarschijnlijk dat alle verarmd uranium balansgewichten daarom ook niet in het centrum van de grote brand hebben gelegen en daarom ook niet uitzonderlijk heet zijn geworden.
15-20 medewerkers van de Rijksluchtvaartdienst hebben vanaf 8 oktober 1992 een zoekactie opgezet op de vuilstortplaatsen om alsnog de niet gevonden balansgewichten te vinden. Daarbij is tenminste nog 1 gewicht gevonden, maar een deel van het schroot van de vuilstortplaatsen was alweer doorverkocht en afgevoerd. De straling is tussen ander metaal niet meer meetbaar.
In 1990 werden brandweermeesters op Schiphol al zo opgeleid, dat ze geinstrueerd waren om met verarmd uranium bij vliegtuig crashes rekening te houden: zie hiervoor de opleidingsmodule van de brandweer onder de downloads op deze pagina.
De beweringen in de Volkskrant en Trouw van 1993 tot 1999 dat 'het onderzoeksteam van de RLD' de reddingsmedewerkers op de ongevalslocatie in gevaar zou hebben gebracht door de vondst van het verarmde uranium niet te melden, is onjuist. De brandweer zelf wist er al van (zie opleiding module brandweer en het logboek van hangar 8) en er waren door de brandweer al vroeg metingen in hangar 8 gedaan. Iedereen, dat wil zeggen alle betrokken partijen in hangar 8 en het kantoor in Hoofddorp wist van het verarmde uranium. Een officiele melding werd door de KLM gedaan aan het ministerie van VROM op 8 oktober. Ook de medewerkers van het ministerie vonden de vondst van het verarmde uranium niet verontrustend, omdat de risico's voor de volksgezondheid als verwaarloosbaar werden ingeschat. VROM informeerde de Minister niet van de vondst van het verarmde uranium, omdat men er geen risico in zag. Het was 'een laag risico'-materiaal. Politiek is dit natuurlijk niet te verkopen: iets wat geen risico is maar toch heel erg dramatisch klinkt, moet wel aan een minister gerapporteerd worden, omdat er publiekelijk en politiek een 'hele heisa' kan ontstaan als de media dat verkeerd gaan uitleggen. Dat de heisa is ontstaan, met alle daarbij behorende beschuldigingen en media-dynamiek, weten we allemaal.
Rechtsboven een verarmd uranium balansgewicht van een Boeing 747 zoals die werden toegepast van ongeveer 1970 tot 1983. Het bovenste gewicht is volledig intact.
Als het in die conditie bij een brand wordt aangetroffen is het duidelijk dat het niet in de brand heeft gelegen en dat er geen verarmd uranium stofdeeltjes kunnen zijn vrijgekomen. De verf en de eronderliggende beschermingslaag nikkel cadmium is intact.
In dat geval hoeven er volgens de FAA Advisory Circular 20-123 geen beschermende maatregelen genomen te worden. Toch zijn die beschermende maatregelen in Hangar 8 op Schiphol-Oost tijdens de berging wel genomen. De KLM arbo dienst heeft ook nog een onderzoek gedaan naar de werkzaamheden. Stofmaskers, handschoenen en witte wegwerp overalls zijn verstrekt. Ik heb zelf ook af en toe gebruikt gemaakt van beschermende kleding.
Het donkergroene eronder afgebeelde gewicht is duidelijk gecorrodeerd, maar niet gesmolten of verdampt. Het heeft maandenlang (15) in de buitenlucht tussen allerlei andere metalen gekegen, en er is corrosie ontstaan. Zo'n gewicht moet je niet zonder handschoenen aanpakken.
Hierboven een stuk van een verarmd uranium balansgewicht uit een Boeing 747 van de KLM of Pan Am die botsten in 1977. Het verarmd uranium balansgewicht heeft ca 40 jaar nabij de luchthaven van Tenerife gelegen en is niet verbrand of gesmolten in de intense hitte van de brand. Er is wel aantasting en corrosie te zien, maar het is ook te zien dat de beschermlaag voor een deel nog goed gewerkt heeft.